En de moderne sportgeschiedenis begon in 1893… in Amsterdam!

Onze eigen Jaap Eden, pas 19 jaren jong, won het eerste officiële ‘Meesterschap der Wereld’

 

En de moderne schaatsgeschiedenis begon in 1893… in Amsterdam!


Marnix Koolhaas

125 jaar geleden begon de moderne sportgeschiedenis. Om precies te zijn op 12 januari 1893 om klokslag 12 uur, op de ijsbaan van de Amsterdamsche IJsclub achter het Rijksmuseum, met de eerste rit op de 1500 meter van het eerste officiële wereldkampioenschap dat onder auspiciën van een internationale bond werd georganiseerd.

De verslaggever van De Telegraaf beschreef de opmaat tot dit historische moment in de sportgeschiedenis het meest bloemrijk:

‘Veel reclame was er gemaakt voor de internationale hardrijderijen van Vrijdag. Dagelijks groote advertenties in de bladen, dagelijks mededeelingen in het redactioneel gedeelte: “vele vreemdelingen zullen meedoen, de beste rijders uit Europa komen op;” Dagen tevoren trainden zij zich op de club.

En werkelijk, ’t zag er naar uit of de wedstrijd ditmaal uitstekend zou slagen. Het vroor dat ’t kraakte, weinig wind en ‘s nachts een heldere hemel met sterren; buitengemeen koud.

Maar owee! ’s Morgens werden de adspirant-meesters der wereld en de juryleden en de schaatsenliefhebbers en de bestuurderen der club wakker, de ruiten der slaapkamer waren ondoorzichtbaar van de dikke ijsbloemen. Welk weer zou ’t zijn? Vlug een gaatje gewasemd… och hemeltje, ’t sneeuwde; alles zag wit. Nòg vroor ’t hard.

Tegen half elf werd ’t druk in het Vondelpark en in de P.C. en op de trams, allemaal heeren en dames met schaatsen, die gingen kijken en rijden op de Club. ’t IJs viel erg mee. Veel mannen waren bezig de baan schoon te vegen en af te schaven.

Langzamerhand zochten velen een plaatsje op de tribune, dicht bij de muziek, vlak voor de touwen, waartusschen Hollanders en vreemdelingen om ’t hardst zouden rijden.

De vlaggen der verschillende natiën wapperden van de torens, maar niet “vroolijk staken de frissche kleuren af tegen de blauwe lucht”: donkere, bruingrijze, onheilspellende wolken pakten samen boven de stad. Juist op tijd begon de wedstrijd: Int. hardrijderij voor h.h. liefhebbers om het meesterschap der wereld, 1500 meter, 2 ronden.

Petersen uit Hamar en Van Sminia uit Oudkerk komen aan start. De bel wordt geluid en àf gaan beiden (…).’

Bron: Leeuwarder Courant (11 januari 1893): 4.

En zo voltrok zich twee dagen lang op de plek die nu bekend staat als het Museumplein een revolutie in de sport. Het ‘Meesterschap der Wereld’ dat in 1893 in Amsterdam werd verreden, was immers het eerste wereldkampioenschap dat georganiseerd werd door een internationaal erkende sportbond. Die internationale sportbonden waren een logisch gevolg van de vele nationale sportbonden die in de loop van de negentiende eeuw werden opgericht, eerst in Groot-Brittannië en spoedig daarna ook elders in Europa en in Noord-Amerika. Sport heeft ten slotte als doel om uit te maken wie de beste is, en om dat objectief te kunnen bepalen heb je een door de betrokkenen erkende instantie nodig die de regels van het spel bepaalt, en die de kampioenschappen organiseert waarin de deelnemers onderling uit kunnen maken wie de beste is, wie zich de ’Meester der Wereld’, of in modern Nederlands, wie zich wereldkampioen mag noemen.

Dat het de schaatssport was die als eerste zo’n officieel erkend kampioenschap liet verrijden, mag opmerkelijk genoemd worden. Hardrijden op de schaats was immers niet de meest populaire sport aan het einde van de negentiende eeuw. Het kon slechts in een beperkt aantal landen beoefend worden (op de paar kunstijsbaantjes die toentertijd bestonden kon je alleen kunstrijden of een wat primitieve vorm van shorttrack beoefenen) en was dus feitelijk een marginale sport. Maar hoe was het dan toch mogelijk dat uitgerekend het hardrijden op de schaats de primeur beleefde om als eerste sport een officieel gereguleerd wereldkampioenschap te organiseren onder auspiciën van een internationale bond?

Om die vraag te beantwoorden moeten we teruggaan in de tijd − tweede helft negentiende eeuw – waarin diverse sporten, veelal ontstaan in Groot-Brittannië, zich officieel organiseerden. Het hardrijden op de schaats was daar één van. Dat de sport zich bij de Britten zo snel ontwikkelde, had –hoe kan het anders! – een Nederlandse oorsprong.

Skates en Fens
In 1619 werd de Zeeuwse waterbouwkundige Cornelis Vermuyden door de Engelse koning Karel I uitgenodigd voor diverse waterstaatswerken, waaronder het droogleggen van de Fens, een moerasgebied ten noorden van Cambridge. Vermuyden nam ook een hoop polderwerkers mee en die namen weer hun schaatsen mee. Die ’s winters zo handige dingetjes kenden de Britten in het geheel niet, vandaar dat ook de naam ’skates’ in het Engels werd overgenomen. Sindsdien werd het hardrijden op de schaats in ijswinters op de nieuw aangelegde afwateringskanalen en riviertjes een ware hausse in dat gebied. Al in 1763 bond een Scandinavische zeeman, die blijkbaar zijn schaatsen altijd bij zich had, na een bezoekje aan de haven van Londen waar hij vastgevroren raakte, de strijd aan met een Fen-schaatser en liet hem alle hoeken van het ijs zien.

Al in de 19e eeuw werden regelmatig in de Fens kampioenschappen verreden over afstanden van een mijl of langer. Bij gebrek aan ovale banen werd in paren op een afgezet stuk rivierijs heen en weer gereden, waarbij een ton als keerpunt diende. De wedstrijden trokken duizenden bezoekers en ook de te verdienen geldprijzen waren stevig. Om het hardrijden, dat zich ook over andere delen van het land verspreidde, te organiseren − waarbij strikt onderscheid werd gemaakt tussen amateurs en professionals − werd in 1879 de National Skating Association opgericht.

Alternatief

Deelnemers en bestuur van de eerste editie van de strijd om de ‘Prince of Orange Bowl’, verreden 24 december 1890 op de ijsbaan van Lingay Fen. Winnaar: de Amerikaan Joe Donoghue (op de foto te zien). Bron: The Illustrated Sporting and Dramatic News (10 januari 1891): 577.

Omdat de ‘Fenmen’ zich graag wilden meten met de Nederlandse hardrijders, kregen verschillende ijsclubs in ons land het verzoek om wedstrijden te organiseren of om hun beste rijders naar Engeland te sturen. De toenmalige kroonprins Alexander (de derde zoon van koning Willem III, maar na het overlijden van zijn oudste twee zoons kroonprins vanaf 1879) had als beschermheer van de Britse schaatsbond zelfs een dure ‘Prince of Orange bowl’ ter beschikking gesteld als prijs voor een wedstrijd die je als een soort ’proto-WK’ zou kunnen zien. Maar helaas ging het steeds weer dooien als de prijs verreden zou worden.

Omdat intussen ook in eigen land een Nederlandsche Schaatsenrijdersbond was opgericht, besloten de Nederlanders zelf maar een wedstrijd om het ‘Meesterschap der Wereld’ te organiseren. Voor amateurs wel te verstaan, want de strijd om de ‘wereldtitel’ die de Noren in 1888 tussen Harald Hagen en Axel Paulsen om veel geld over 10 mijl hadden georganiseerd, werd met name door de Nederlandse bondsvoormannen Baron de Salis en mr. Van Buttingha Wichers niet erkend.

Amsterdamse Internationale
En dus werd op 8, 9 en 10 januari 1889 op de ijsbaan achter het Rijksmuseum een wereldkampioenschap voor amateurs georganiseerd, waarbij de kampioen alle drie de te verrijden afstanden diende te winnen. Het lukte de ambitieuze schaatsleiders zelfs om de Amerikaan Joe Donoghue en de Rus Alexander Panschin over te laten komen. De Scandinaviërs lieten het nog afweten, maar door deelname van de sterkste Engelse en Nederlandse rijders was er toch een sterk veld bijeengebracht. Panschin won de eerste twee afstanden, de halve mijl en de mijl, maar legde het op de langste afstand, de twee mijl, af tegen de Amerikaan. Gevolg: er werd geen wereldkampioenschap toegekend.

‘Mr. Joe Donoghue at work.’ Bron: The Illustrated Sporting and Dramatic News (10 januari 1891): 577.

Ook in 1890 werd op de Amsterdamse ijsbaan weer een wereldkampioenschap georganiseerd, waarbij deze keer ook de Noren hun sterkste rijders afvaardigden. Deze keer moesten drie van de vier afstanden gewonnen worden (de vijf mijl was toegevoegd) om voor de titel in aanmerking te komen. Bij afwezigheid van Donoghue, bleek onze eigen Klaas Pander opeens een grote kanshebber. Hij won de halve en de hele mijl van de Noor Norseng, maar verloor de strijd op de twee mijl vanwege griep, die ook andere rijders uit de strijd wierp. Opnieuw kon er daarom geen kampioenschap worden toegekend.

In 1891 gooide dooi voor het eerst roet in het eten van de inmiddels tot een eerste echte klassieker uitgegroeide ’Amsterdamse Internationale’. Maar gelukkig was drie keer schaatsrecht, want in 1892 lukte het dan eindelijk om een rijder te kronen tot wereldkampioen, of in elk geval ’Champion der wereld’, want die tekst bleek op de sjerp te staan die Joe Donoghue, die, vermoedelijk tegen een onder tafel doorgeschoven startgeld, voor de tweede keer naar Amsterdam was afgereisd. En niet zonder succes, want de Amerikaan, met zijn bijna 22 jaren nu in de volle bloei van zijn leven, verpletterde de concurrentie, die overigens slechts uit één Duitser bestond, en Klaas Pander en zijn talentvolle, nog maar 17-jarige leerling ’Japie‘ Eden, die alleen maar de kortste afstanden reed. De beker waar Donoghue recht op had bleek opeens zoek te zijn, maar ook dat werd door de ’gentlemen-bestuurders’ op aanvaardbare wijze opgelost.

Internationale sportgeschiedenis
De internationale opkomst was in 1892 uiterst mager, maar toen kregen de Nederlandse sportbestuurders, onder aanvoering van wie anders dan Pim Mulier, een briljant idee. Mulier zou die zomer betrokken zijn bij een grote ’Internationale Sport-, Visscherij- en Paardententoonstelling’, te houden in Scheveningen. Als we daar nou eens, zo moet Mulier gedacht hebben, de schaatsleiders uit zoveel mogelijk schaatslanden bijeenroepen, dan richten we daar een overkoepelende internationale schaatsunie op, die voortaan de organisatie van de wedstrijden verdeelt en op zich neemt, en de reglementen uniformeert.

Zo gezegd zo gedaan. In juli 1892 kwam een internationaal gezelschap bijeen en richtte daar de IEV op, de Internationale Eislauf Vereinigung, na de Eerste Wereldoorlog omgedoopt tot International Skating Union. Landen die aanwezig waren of een adhesiebetuiging stuurden, waren Canada, Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Hongarije, Nederland, Noorwegen, Rusland en Zweden. Voorwaar een gezelschap waarmee je voor de dag kon komen, want het overkoepelde alle destijds vooraanstaande schaatslanden. Pim Mulier werd tot eerste voorzitter gekozen en als een van de belangrijkste besluiten werd bepaald dat het wereldkampioenschap hardrijden voortaan over vier afstanden verreden zou worden, namelijk (de Engelsen moesten even slikken…) de metrische 500, 1500, 5000 en 10.000 meter. En omdat Amsterdam het voortouw had genomen bij het organiseren van wat je nu de ‘inleidende’ kampioenschappen zou kunnen noemen, kreeg de Nederlandsche Schaatsenrijdersbond mét de Amsterdamsche IJsclub de eervolle taak om in 1893 het eerste officiële door een internationale sportbond gesanctioneerde wereldkampioenschap te organiseren.

Opnieuw waren de weergoden Amsterdam goed gezind, al scheelde het een haartje. Op 12 en 13 januari lukte het ondanks een dooiaanval de zeventien opgekomen rijders uit Noorwegen, Zweden, Duitsland en Nederland een goed berijdbare, ruim 700 meter lange ovale ijsbaan voor te zetten. Dat uitgerekend onze eigen Jaap Eden, pas 19 jaren jong, zich dat eerste officiële ‘Meesterschap der Wereld’ toe-eigende, was natuurlijk een fraaie bonus voor de organisatie.

Plaquette, in 2015 aangebracht op de betonnen ombouw van het ijsbaantje op het Museumplein, ter herinnering aan het eerste officiële wereldkampioenschap van Jaap Eden. Ontwerp: Amsterdamsche IJsclub en Schaatsmuseum Hindeloopen.

Dat er destijds ook internationale sportgeschiedenis werd geschreven, zou pas later aan het licht komen. Van de huidige internationale Olympische sportbonden is de Fédération Internationale des Sociétés d’Aviron (de internationale roeibond) net een maandje ouder dan de International Skating Union. Maar anders dan de ISU kwam de roeibond vanaf 1893 niet verder dan de organisatie van Europese kampioenschappen. Het eerste WK roeien werd door de bond pas in 1962 in het Zwitserse Luzern georganiseerd: 69 jaar nadat de schaatsenrijderswereld al met een officieel WK was begonnen.

Terug naar de geboorteplaats
Om deze historische mijlpaal in de sportgeschiedenis te markeren, keert het WK-schaatsen, met nog altijd een strijd om de klassieke vier afstanden, na 125 jaar terug naar de geboortestad. Op 9, 10 en 11 maart zal op een tijdelijk aangelegde kunstijsbaan in het Olympisch Stadion voor de tweede keer in de geschiedenis in Amsterdam een officieel wereldkampioenschap op de schaats worden verreden. Het wordt een historische gebeurtenis, die de voortrekkersrol van de schaatswereld in de internationaal georganiseerde sportwereld nogmaals onderstreept.

Bronnen
Bloom, Alan. The Skaters of the Fens. Cambridge: Heffer, 1958.
Koolhaas, Marnix. Schaatsenrijden, een cultuurgeschiedenis. Amsterdam: L.J. Veen, 2010.
Mulier, W. Wintersport. Haarlem: De Erven Loosjes, [1893].
Zonneveld, Wim. Klaas Pander, het bewogen leven van een vergeten sportheld. Delft: Elmar, 2017.

Derby Mercury (February 4, 1763) en De Telegraaf (14 januari 1893).

Afkomstig uit

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.